Gelukzalige weemoed
Paaszaterdag van het jaar 2000 staan kinderen, kleinkinderen en een paar vrienden in kamer 106 van het ziekenhuis van Nieuwegein.
Rond het middaguur wordt het stil in de kamer.
Het eerste wat door me heengaat is wat een emotie, wat een verdriet en weemoed straks in honderdduizenden huiskamers in Nederland en Vlaanderen als dit nieuws bekend wordt.
Vijf jaar eerder vraagt Toon Hermans me om het management te doen van wat zijn laatste show zou worden.
Achtentachtig voorstellingen op rij zit ik op mijn stoeltje achteraan in de zaal.
Een wonderlijke belevenis. Alles is iedere avond hetzelfde en toch weer helemaal anders.
Altijd komt het mooiste moment als de show afgelopen is, ik aan de andere kant van de klapdeuren sta en de mensen om me heen de zaal uitstromen.
Het warme bad van lachende en glimlachende gezichten, Jij bent lief neurieënd, het slotlied van de show.
Koppels hand in hand, grootouders met hun kleinkinderen.
Over de lach en de glimlach, de warmte en de vreugde die Toon Hermans in ons leven bracht maar ook over de vreugde en de droefenis in zijn eigen leven wil ik vertellen.
Gelukzalige weemoed.